Hamina

Over drie dagen steken we over naar Tallinn. Voor we naar Helsinki gaan willen we nog wat buiten het stedelijk gebied blijven en rondkijken in de country side. Ons plan is te overnachten in Kotka, of beter gezegd in Hamina waar een camperplaats aan de haven is — nog een stukje oostelijker. Het is 50 kilometer van de Russische grens en 250 van St Petersburg — toch een speciaal idee. Ooit hadden we de gedachte daar heen te zeilen…

Van Tampere rijden we eerst naar Lahti, een jonge stad die volop in ontwikkeling is. Er is niet veel bijzonders te zien, behalve op een paar plaatsen waar wordt geprobeerd moderne stedenbouw te combineren met het behoud van industrieel erfgoed. We zagen dat ook in Tampere, en hier lijkt het zelfs beter gelukt. Verderop zien we ook woonflats waartussen een oude fabrieksschoorsteen is blijven staan en geïntegreerd in het ontwerp.

Over industrieel erfgoed gesproken: in de beschrijving van Kouvola, de volgende plaats op de route, lezen we toevallig over de kartonfabriek van Verla die na sluiting in 1964 werd bewaard als industrieel museum en inmiddels al ruim 20 jaar op de Unesco lijst van werelderfgoed staat. We rijden er heen omdat de route ons gelijk door landelijk gebied voert. Onverharde wegen, dat wel, maar goed berijdbaar.

Na Lahti bestaat het landschap uit een afwisseling van bospercelen, grasland, landbouw (vooral graan en peulvruchten) en natuurlijk … meren in allerlei vormen en maten. Een impressie.

In Verla aangekomen zijn we bijzonder verrast. We hadden een enkele “fabriek” verwacht, ingericht als museum, maar in de praktijk blijkt het een compleet dorp te betreffen waar niet alleen de oude gebouwen van de kartonfabriek zijn bewaard, met alle machinerie er nog in, maar ook de omgeving met de huisjes van de arbeiders, pakhuizen en winkel, de villa van de eigenaar, een kerkje en de water-energiecentrale.

Het museum is alleen toegankelijk met guided tour. Dat kan in het Engels, en in ons geval pakt dat prima uit: het is al vrij laat en er zijn nog weinig bezoekers (en zeker geen anderstalige). Daarom biedt de jonge vrouw die ons ontvangt aan om de tour te doen, alleen voor ons tweeën. Een private viewing zou je kunnen zeggen.
Het gaat te ver om hier het hele verhaal te doen, maar in het kort is het als volgt. De fabriek is een kartonfabriek die is gesticht in 1872. Essentieel voor de fabriek zijn de rivier en de stroomversnelling — daarom staat de fabriek daar. (Veel) verder stroomopwaarts werden sparren gekapt, de boomstammen werden in de rivier gebracht om zichzelf te vervoeren — eerst als losse stammen, later gebundeld. Bij de stroomversnelling worden de boomstammen uit het water gehaald — dat is de grondstof voor het karton.
De stroomversnelling in het verhaal is essentieel, want karton (en papier) maak je door de boomstammen te vermalen tot pulp die vervolgens in vellen wordt geplet en gedroogd. Zware molenstenen deden het maalwerk, om ze aan te drijven gebruikte men waterkracht. Eerst met een waterrad in de stroomversnelling waarvan de draaiing rechtstreeks met conische tandwielen werd overgebracht op de machines binnen, later vanaf 1920 door het opwekken van elektriciteit met een waterkracht-centrale in de stroomversnelling voor elektromotoren.

Zo’n fabriek wordt 24/7 gedraaid door een grote ploeg, mannen en vrouwen, die met elkaar een gemeenschap vormen rond de fabriek. Ze woonden en leefden daar, werden er geboren en gingen er dood. De fabriekseigenaren stelden grond beschikbaar voor moestuinen, hielpen in geval van ziekte en ongemak en boden een klein pensioen.

In de goede jaren werd het karton over de hele wereld verkocht, zelfs tot in Amerika, waar het werd gebruikt voor verpakking (dozen) en de betere kwaliteit voor de harde kaften van boeken. Al in de jaren 50 werd duidelijk dat deze fabriek op de betreffende plek niet zou kunnen ontwikkelen en innoveren. Besloten werd de fabriek te sluiten, maar hier toonde de werkgever zich van zijn beste sociale kant: de fabriek werd open gehouden zolang de mensen er in wilden blijven werken. Je zou kunnen zeggen dat de fabriek gelijk met zijn arbeiders met pensioen is gegaan. Dat was in 1964. De eigenaren (de nog bestaande firma UPM) realiseerden zich al het bijzondere van dit erfgoed. Ze hebben alles laten staan en onderhouden en er een museum van gemaakt dat in 1972 werd geopend. En dus in 1996 op de lijst van Werelderfgoed kwam.

We maken er veel foto’s, maar binnen mag dat niet helaas — dat schijnt Unesco te eisen als je op de erfgoedlijst wilt blijven. De oorspronkelijke gebouwen waren van hout en bij het drogen van de vellen met pulp werden grote vuren gestookt. Dat ging een paar keer mis, reden waarom in 1882 werd besloten herbouw in baksteen te doen. De architect, Eduard Dippel, had inspiratie opgedaan in de Noordduitse bakstenen architectuur en dat toont zich in de gebouwen met de ornamenten e.d. Grappig was dat onze jonge Finse gids sprak over architectuur uit “Midden-Europa” — volkomen terecht natuurlijk vanuit Nordic perspectief, maar zo hadden wij nog nooit over Noordduitsland gedacht.

 

Bij de haven van Harmina vinden we een goede plek voor de nacht. Wéér staan we aan water, maar deze keer is het de zee (de Finse Golf in de Oostzee).